Uitgeverij Van de Berg
BRABANT - Bij wijze van spreuken
BRABANT - Bij wijze van spreuken
Normale prijs
€49,95 EUR
Normale prijs
Aanbiedingsprijs
€49,95 EUR
Eenheidsprijs
per
Auteur: Cor & Jos Swanenberg
Jaar van uitgave: 2008
Druk: 1
pagina's
Uitvoering: genaaid, gebonden, ills. In zw/w
ISBN: 978-90-5512-293-6
Spreuken zijn vaak heel raak; het zijn gekristalliseerde wijsheden. Ès gij zó groot waart ès dè ge lómp zijt, dan kóste oew segaar òn de zón ònstoke! Zoiets is erg Brabants en we geloven niet dat deze ontboezeming ergens in de Nederlandse woordenboeken is terug te vinden.
Hein Mandos heeft een indrukwekkende verzameling aangelegd van Brabantse spreekwoorden. Aanvankelijk dacht hij (en hij niet alleen) dat de spreekwoorden van een bepaalde regio het karakter van de bewoners van die streek weerspiegelden. Naarmate zijn collectie toenam en hij meer kon vergelijken, kwam hij tot de conclusie dat die redenering onhoudbaar was.
Wat maakt een spreuk dan wel Brabants?
Voor ons is het antwoord eenvoudig. We moeten die in het Brabants gehoord of gezien hebben, maar we haasten ons toe te voegen dat we de algemeen Nederlandse spreekwoorden die (vertaald) ook in het Brabants gebezigd worden natuurlijk niet als typisch Brabantse spreuken willen beschouwen.
We hebben ons materiaal vooral verzameld in onze nabijheid. We zijn veelvuldig op bezoek geweest bij oudere mensen en hebben daar ook veel opnamen mogen maken. Daarvan hebben we voordeel gehad bij onze radioprogramma’s ’t Brabants Ketierke en ’t Brabants Uurke en bij het samenstellen van de Brabantse Spreukenkalenders, maar ook bij het maken van onze boeken.
We spreken in dit boek van spreuken en maken geen onderscheid tussen spreekwoorden, uitdrukkingen en zegswijzen. We weten wel dat spreekwoorden algemene wijsheden bevatten, in de tegenwoordige tijd staan en geen variatie verdragen. Ook is ons bekend dat uitdrukkingen vaste woordgroepen zijn en dat zegswijzen vaak een persoonlijk oordeel geven en volop kunnen variëren, maar wij hebben dus gekozen voor spreuken, zoals we dat ook al meer dan twintig jaar doen in de Brabantse Spreukenkalenders. Spreuk wordt overigens simpel gedefinieerd als ‘zinrijk gezegde’.
Daarmee is meteen een belangrijke bron van deze verzameling aangeduid, maar ook uit onze eigen Brabantse woordenboeken Wiej wè bewaort diej he’ wè en Èige grèij hebben we veel stof voor dit werk geput. Overigens is het frappant dat er na dertig jaar verzamelen nog steeds nieuwe spreuken voor ons opduiken. We hebben dan ook niet de illusie dat dit boek allesomvattend zal zijn. Wel hebben we de rijkdom van het Brabants willen tonen.
De alfabetische rangschikking verloopt meestal via het eerste zelfstandig naamwoord of (bij ontstentenis daarvan) het belangrijkste woord in de spreuk. Het trefwoord is gecursiveerd. Bij de alfabetische rangschikking is steeds uitgegaan van het hele werkwoord. Dus hij wit staat onder weejte, ’t is onder zén en hij it onder eete.
Voor aanwijzingen betreffende schrijfwijze en uitspraak verwijzen we naar Eige grèij, ons Meierijs woordenboek en naar de referentie-spelling.
Als we onze verzameling overzien, is er opvallend veel gebaseerd op d’n boer. De landman wordt van alles in de mond gelegd en hij is zeker met de vrouwelijke tegenhanger ’t wéfke de topscorer bij de zeispreuken. Dat valt overigens ook op; dat er zoveel prachtige zeispreuken zijn in het Brabants.
Tot slot een wijze spreuk om ons voorwoord af te sluiten:
Makt oew èige nie druk; ge zét hier mar vur éfkes èn per óngeluk…
We hopen dat U er plezier aan beleeft en houden ons voor opmerkingen en aanvullingen aanbevolen.
Hein Mandos heeft een indrukwekkende verzameling aangelegd van Brabantse spreekwoorden. Aanvankelijk dacht hij (en hij niet alleen) dat de spreekwoorden van een bepaalde regio het karakter van de bewoners van die streek weerspiegelden. Naarmate zijn collectie toenam en hij meer kon vergelijken, kwam hij tot de conclusie dat die redenering onhoudbaar was.
Wat maakt een spreuk dan wel Brabants?
Voor ons is het antwoord eenvoudig. We moeten die in het Brabants gehoord of gezien hebben, maar we haasten ons toe te voegen dat we de algemeen Nederlandse spreekwoorden die (vertaald) ook in het Brabants gebezigd worden natuurlijk niet als typisch Brabantse spreuken willen beschouwen.
We hebben ons materiaal vooral verzameld in onze nabijheid. We zijn veelvuldig op bezoek geweest bij oudere mensen en hebben daar ook veel opnamen mogen maken. Daarvan hebben we voordeel gehad bij onze radioprogramma’s ’t Brabants Ketierke en ’t Brabants Uurke en bij het samenstellen van de Brabantse Spreukenkalenders, maar ook bij het maken van onze boeken.
We spreken in dit boek van spreuken en maken geen onderscheid tussen spreekwoorden, uitdrukkingen en zegswijzen. We weten wel dat spreekwoorden algemene wijsheden bevatten, in de tegenwoordige tijd staan en geen variatie verdragen. Ook is ons bekend dat uitdrukkingen vaste woordgroepen zijn en dat zegswijzen vaak een persoonlijk oordeel geven en volop kunnen variëren, maar wij hebben dus gekozen voor spreuken, zoals we dat ook al meer dan twintig jaar doen in de Brabantse Spreukenkalenders. Spreuk wordt overigens simpel gedefinieerd als ‘zinrijk gezegde’.
Daarmee is meteen een belangrijke bron van deze verzameling aangeduid, maar ook uit onze eigen Brabantse woordenboeken Wiej wè bewaort diej he’ wè en Èige grèij hebben we veel stof voor dit werk geput. Overigens is het frappant dat er na dertig jaar verzamelen nog steeds nieuwe spreuken voor ons opduiken. We hebben dan ook niet de illusie dat dit boek allesomvattend zal zijn. Wel hebben we de rijkdom van het Brabants willen tonen.
De alfabetische rangschikking verloopt meestal via het eerste zelfstandig naamwoord of (bij ontstentenis daarvan) het belangrijkste woord in de spreuk. Het trefwoord is gecursiveerd. Bij de alfabetische rangschikking is steeds uitgegaan van het hele werkwoord. Dus hij wit staat onder weejte, ’t is onder zén en hij it onder eete.
Voor aanwijzingen betreffende schrijfwijze en uitspraak verwijzen we naar Eige grèij, ons Meierijs woordenboek en naar de referentie-spelling.
Als we onze verzameling overzien, is er opvallend veel gebaseerd op d’n boer. De landman wordt van alles in de mond gelegd en hij is zeker met de vrouwelijke tegenhanger ’t wéfke de topscorer bij de zeispreuken. Dat valt overigens ook op; dat er zoveel prachtige zeispreuken zijn in het Brabants.
Tot slot een wijze spreuk om ons voorwoord af te sluiten:
Makt oew èige nie druk; ge zét hier mar vur éfkes èn per óngeluk…
We hopen dat U er plezier aan beleeft en houden ons voor opmerkingen en aanvullingen aanbevolen.